Minnelijk akkoord

Literatuur in Brussel van de 14de tot de 17de eeuw

Tentoonstelling in het Stadhuis van Brussel (1 februari - 30 maart 2003)


"Minnelijk akkoord is een verzorgde tentoonstelling, die ook voor de absolute leek toegankelijk is. De vele begeleidende teksten zijn helder en verzorgd, het bijeengebrachte materiaal maakt indruk en de presentatie is fris. Zelfs aan aangepaste achtergrondmuziek werd gedacht" - De Standaard/Zipp

"Met veel oog voor vormgeving gemaakt, lijken de panelen [in de tentoonstelling] nog het meest op een gigantisch prentenboek, waar de bezoeker al lopend doorheen bladert" - Literatuur

"Een belangwekkend stuk van de culturele geschiedenis van Brussel wordt op verhelderende wijze tentoon en te boek gesteld. Een prachtige presentatie van handschriften en drukwerken illustreert de beschavingsontwikkeling van de Brusselse burgerij in een stad die gestuwd werd door het woord op papier" - Brussel Deze Week

"Een mooie overzichtstentoonstelling" - Metro


Inleiding

Praktische informatie

Didactisch materiaal over rederijkersliteratuur

Sponsors en subsidiegevers

Version française


De macht van het schone woord

In 1507 smolten twee Brusselse rederijkerskamers samen tot een nieuw literair gezelschap: 't Mariacranske. De stadsdichter Jan Smeken nam er de leiding van in handen. De nieuwe kamer koos voor verzoening en samenwerking met het motto 'Minnelijk akkoord'. Samen met nog twee andere rederijkerskamers, Den Boeck en De Corenbloem, drukten ze hun stempel op het socio-culturele leven van de stad. Ze werkten mee aan optochten en processies, waaronder de jaarlijkse Ommegang, maar vooral namen ze met eigen toneelstukken of gedichten deel aan tal van literaire wedstrijden, die vaak met grootse feestelijkheden gepaard gingen.

Literatuur was in die dagen geen vrijblijvende bezigheid, integendeel. De rederijkers geloofden in de overtuigingskracht van Vrouwe Retorica. Rederijkers hadden een rotsvast vertrouwen in de macht van het gesproken en geschreven woord, niet om te misleiden of om anderen te kleineren, maar 'om beters wille', zoals het devies van Den Boeck luidt. Of zoals de Corenbloem het mooi uitdrukte: rederijkerskamers zijn 'nootelijck om lieffde onder de borgeren te doen groeyen' (nodig om liefde onder de burgers te doen groeien).

De idealen van de beschaafde burger

De rederijkers vormden en propageerden met hun literatuur het ideaal van de beschaafde burger, een ideologie die verbazend goed aansluit bij de ideeën van humanisten als Erasmus en Morus, maar ook van kunstenaars als Pieter Breughel de Oudere. Daarbij zochten ze inspiratie bij vroegere waarden en ideeën.

Het prachtlievende Bourgondische hof op de Coudenberg met zijn hoofse cultuur gaf het voorbeeld van een verfijnde levensvisie. Ook de diepe, persoonlijke vroomheid, zoals die in de geschriften van Ruusbroec en de door hem beïnvloede Moderne Devotie werd verspreid, drukte zijn stempel op de rederijkersliteratuur. De rederijkers namen eveneens de middeleeuwse obsessieve doodsgedachte over. Daar tegenover echter plaatsten ze praktische richtlijnen en een leven beheerst door de rede. Zo werd het leven niet langer enkel als een vluchtig doorgangsstadium naar de eeuwigheid ervaren. Ten slotte functioneerde literatuur in die dagen als een instrument om een eigen identiteit te vormen en uit te dragen. Brussel beschouwde zich niet enkel als de belangrijkste Brabantse stad, maar ook als de trotse erfgenaam van Troje, het centrum van de beschaving.

Van al deze tendensen biedt het Brusselse handschrift-Van Hulthem omstreeks 1400 een mooie staalkaart. Het bevat gedichten over hoofse liefde en traktaatjes over beheerste omgangsvormen, het oudste wereldse toneel in Europa (o.a. Lanseloet van Denemerken), berijmde gebeden, mirakelverhalen van Molenbeek, een Trojegeschiedenis in vijf hoofdstukken, de Borchgravinne van Vergi, de Reis van Sinte Brandaan, maar ook pikante verhalen en humoristische kluchtspelen die ongewenst gedrag scherp hekelen.

Brussel speelde een pioniersrol bij de ontwikkeling en verspreiding van de nieuwe burgerlijke moraal. Volgens de gezaghebbende literatuurhistoricus Herman Pleij werd het complex van waarden dat we kennen als de burgermoraal (arbeidsethiek, strikte regulering van het leven, koopmanschap, redelijkheid, stoïcijnse gelatenheid en persoonlijke vroomheid) niet geboren in het 17de-eeuwse, calvinistische koopmansmilieu, maar bij de Brusselse stadselite van de 15de en 16de eeuw.

Deze stelling wordt prachtig geïllustreerd door het sneeuwpoppenfestival van 1511. Tijdens de bijzonder gure januarimaand werden overal in Brussel beelden van sneeuw en ijs opgericht. Deze kunstige sneeuwpoppen gaven uitdrukking aan de nieuwe opvattingen rond beheersing van drift en lust, rond liefde en de maatschappelijke positie van de vrouw, rond de beteugeling van dronkenschap, rond ongeremd feestvieren, enzovoort. We weten dit alles dankzij uitvoerige beschrijvingen in een gelegenheidsgedicht van de stadsdichter Jan Smeken, bewaard in een drukwerkje van de Brusselse uitgever Thomas van der Noot. Smeken was op dat ogenblik al ruim drie jaar artistiek leider van 't Mariacranske...

De link met de rederijkers is niet toevallig. Zij waren immers opiniemakers, die stelling namen in alle belangrijke debatten van hun tijd. In de hevige discussies rond politieke en religieuze hervormingen namen zij geen blad voor de mond. Dat engagement zouden ze echter duur betalen. Onder de eerste slachtoffers van de Inquisitie zijn nogal wat rederijkers en boekdrukkers te vinden, van wie velen op de Grote Markt terechtgesteld werden. Dat belette Brussel echter niet om zich koppig tegen de gehate belastingen van de hertog van Alva te verzetten, zoals blijkt uit Een nieuw liedt van de couragieuse Brusselaers van ca. 1575.

Na de herovering van Brussel door de Spaanse troepen van Farnese, zouden de rederijkerskamers zich meer op de vlakte houden en zich vrijblijvender in dichtwerk en toneel vermeien. Nieuwe gezelschappen ontstonden, waaronder in 1657 De Wijngaard, dat zich als erfgename en voortzetster van 't Mariacranske beschouwt.

Een prestigieuze tentoonstelling

De rederijkersliteratuur is vandaag nagenoeg onbekend. Daarom nam de oude Brusselse kamer 't Mariacranske-De Wijngaard het initiatief om dit braakliggende terrein via een tentoonstelling te verkennen en bij een breed publiek bekend te maken. Het moest tevens een cultuurhistorische herontdekking worden van een periode waarin de Brusselse cultuur als nooit tevoren bloeide: de nauwelijks bekende boekencultuur van de 14de eeuw met het beroemde handschrift van de Beatrijs en een mooi geïllustreerd Haags gebedenboek, de mystieke geschriften van Jan van Ruusbroec, de voortzetting van de Brabantsche Yeesten, de zogenaamde Vlaamse primitieven met Rogier van der Weyden en diens school in de 15de eeuw, Bourgondische handschriften en de vroege drukken van Thomas van der Noot, tekeningen en schilderijen van Pieter Breughel in de 16de eeuw, een satirische klaagzang van Manneken Pis na het desastreuze bombardement van 1695…

Het initiatief van de Brusselse rederijkers sloeg aan. Onder leiding van Jozef Janssens, mediëvist van de K.U. Brussel, werden een wetenschappelijk comité en een organisatieteam opgericht. Enthousiaste amateurs en bevlogen vorsers werkten ruim drie jaar in 'minnelijk akkoord' samen. Het Davidsfonds verzorgde de publicatie van het begeleidende boek met achtergrondinformatie. Verder werd aan het project meegewerkt door universiteiten en hogescholen - K.U. Brussel, Universiteit Gent, Hogeschool voor wetenschap en Kunst (Vlekho) - en de Koninklijke Bibliotheek Albert I. En het is iets moois geworden…

De prachtige tentoonstelling in het Brusselse stadhuis wordt via een historisch wandelparcours verbonden met een bezoek aan het Museum van de Stad Brussel (het Broodhuis). Het is zonder meer een boeiend programma voor een halve dag cultuurhistorisch genot. In het stadhuis maken grote, aanschouwelijke panelen, constructies en schema's duidelijk hoe de burgermoraal is ontstaan, welke rol de literatuur hierbij speelde en hoe de rederijkers daarin hun maatschappelijk engagement realiseerden. Dit verhaal wordt doorlopend geïllustreerd met Brusselse handschriften en vroege drukken: het sneeuwpoppengedicht van Smeken, werk van Ruusbroec, het mooie Beatrijshandschrift en een gebedenboek voor een Brusselse dame van stand, het voltooide exemplaar van de Brabantsche Yeesten vervaardigd in opdracht van de stad, de miniaturen van de Blijde Inkomst van Johanna van Castilië (1496) en prenten van een gelijkaardig evenement met Willem van Oranje (1577), het boekenfonds van Thomas van der Noot, de kleurrijk versierde registers van de rederijkerskamers en geestelijke broederschappen.

Hoewel de tentoonstelling zich naar een breed publiek richt, biedt ze tal van nieuwe, wetenschappelijke inzichten, onder andere over de Brusselse boekproductie in de 14de eeuw, de situatie van meertaligheid aan het Brabantse hof, de Brusselse dimensie in het werk van Ruusbroec, de cultuurpolitiek van het stadsbestuur om Brussel als residentie van de Bourgondische en Habsburgse vorsten te bestendigen, het statuut van het handschrift-Van Hulthem en de oudste rederijkerskamer (Den Boeck, 1401), en de rol van de rederijkersliteratuur in het beschavingsproces van de 15de en 16de eeuw. Het hele project is wetenschappelijk grensverleggend én didactisch verhelderend.

De paneelteksten zijn tweetalig. De organisatoren wilden immers bewust, zonder te polemiseren, een Franstalig en internationaal publiek laten kennis maken met een belangrijk stuk Vlaamse cultuurgeschiedenis. Voor wie geen van beide landstalen beheerst is er tevens een Engelstalige tentoonstellingsgids voorzien.

Na het bezoek aan de tentoonstelling wordt de bezoeker uitgenodigd om aan de hand van een brochure een kort wandelparcours af te leggen. De wandeling concentreert zich op de benedenstad: een aantal plaatsen waar in 1511 sneeuwgroepen stonden opgesteld, het Sint-Gorikseiland met zicht op de oude Zennekades en herinneringen aan de oude burcht, resten van de oude stadsmuren, de minderbroederskerk met het graf van hertog Jan I. De route eindigt in het Broodhuis, waar een prachtige maquette het middeleeuwse Brussel in beeld brengt en schilderijen en prenten herinneren aan de catastrofe van 1695, het bombardement van de Franse generaal Villeroy.

Praktische informatie

Openingsuren

Van 1 februari tot 30 maart 2003, dagelijks van 10 tot 17 uur (maandag gesloten) in het Stadhuis van Brussel op de Grote Markt.

Toegangsprijzen

Individuele bezoekers: € 5,-

Groepen en verminderde tarieven: € 3,

Het toegangsticket geeft tevens recht op een beschrijving van de cultuurhistorische wandeling en biedt gratis toegang tot het Museum van de Stad Brussel (het Broodhuis).

Info en reservering groepsbezoeken

Mevr. Katleen Craenen, tel. 02 / 412 43 06

E-mail: minnelijkakkoord@kubrussel.ac.be  

Een rondleiding door de tentoonstelling / een geleide cultuurhistorische wandeling (max. 15 personen) kost € 55,- (di-vrij) / € 65,- (weekend). Een combinatie van beide kost € 110,- (di-vrij) / € 130,- (weekend).

Publicatie

In het kader van de tentoonstelling verschijnt De macht van het schone woord. Literatuur in Brussel van de 14de tot de 18de eeuw (red. J. Janssens & R. Sleiderink, uitgeverij Davidsfonds).

Sponsors en subsidiegevers

De tentoonstelling werd mogelijk gemaakt dankzij ruime subsidies en materiële hulp van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschap (coördinatie Brussel), het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de stad Brussel, het Davidsfonds, de N.V. Cultura en de K.U. Brussel.