Wit Brussel. Over oudere literatuur en het secundair onderwijs

Lezing tijdens de 22ste conferentie Het Schoolvak Nederlands (Brussel, 14-15 november 2008)

Remco Sleiderink



Uitvoerige abstract en bibliografie (tevens opgenomen in programmaboek)

Oudere literatuur in het secundair onderwijs… Moet het nog? Mag het nog? In De Standaard daagt André Mottart – voorzitter van de HSN en vakdidacticus van de Universiteit Gent – de leraren Nederlands uit:

“Vondel geef ik meestal niet meer. En Guido Gezelle ook niet. Voor sommigen is dat wellicht heiligschennis. Maar een naam met twee data en enkele titels bij heeft geen enkele zin. Dat vergeet je meteen. Je botst op de beperking dat mensen niet tot zich kunnen nemen wat ze niet tot zich willen nemen, omdat ze er helemaal niets mee hebben. Maar intussen had je ook wel vaardigheden kunnen overbrengen…”.

Terecht of niet, Mottart associeert oudere literatuur met traditioneel onderwijs dat enkel gericht is op reproductie van kennis en dat geen rekening houdt met de snel veranderende schoolpopulatie. Hij gruwelt ervan. ‘Geef mij één goeie reden waarom we die teksten nog in de klas zouden geven…’ (citaten naar Verhoeven 2006).

Natuurlijk zijn er ook andere geluiden te beluisteren, vooral de laatste tijd. In Nederland – het vroegere gidsland van het ‘nieuwe leren’ – is in een rapport van de Tweede Kamer gepleit voor een herwaardering van cultuuroverdracht in het onderwijs (Dijsselbloem e.a. 2008, 110-111). Het gebrek aan aandacht voor ‘de eigen kunst en cultuur’ en het gebrek aan ‘literaire bagage’ bij de leerlingen wordt betreurd en men beargumenteert dat juist migrantenkinderen baat hebben bij ‘meer onderwijstijd waarin hun die culturele kennis wordt bijgebracht’. De Canon van Nederland wordt daarbij genoemd als een geslaagde vorm van het aanbrengen van ‘gedeelde kennis’.

Als literatuurhistoricus zou ik misschien blij moeten zijn met deze tegenreactie die de literaire canon immers weer onder de aandacht wil brengen. Maar ik ben dat niet. Ik vrees dat zo’n kennisgericht onderwijs, of onderwijs dat de literaire traditie centraal stelt, gemakkelijk kan ontaarden in ‘de restauratie van culturele normen en waarden van de maatschappij van gisteren’ (vgl. Jaspaert e.a. 2006). Ronduit beangstigend vind ik de houding van leraren als Robert Anker en Cyrille Offermans – tenoren in het intellectuele debat in Nederland – die er openlijk voor uitkomen dat de mening van de leerlingen hen ‘hoegenaamd geen fuk’ kan schelen. Ook zij zien het aanbrengen van ‘culturele bagage’ als een van de voornaamste taken van het onderwijs (vgl. Sleiderink 2004, 210). Van interactiviteit en zelfrelativering lijkt nauwelijks sprake te zijn.

Met mijn bijdrage aan de HSN-conferentie wil ik geen steriele bijdrage leveren aan het ‘kennisdebat’. Ik wil zo concreet mogelijk ingaan op de vraag wat er in het secundair onderwijs kan worden gedaan met een oude Nederlandstalige tekst die in de verste verte niet lijkt aan te sluiten bij de leefwereld van de hedendaagse jeugd in onze multiculturele samenleving. Als concrete casus in aanloop naar de discussie kies ik voor d’Wonder dat in die stat van Bruesel ghemaect was. De Brusselse stadsdichter Jan Smeken, tevens leider van rederijkerskamer ’t Mariacranske, schreef dit gedicht van ruim vierhonderd verzen naar aanleiding van de vele sneeuw- en ijssculpturen die in zware winter van 1511 in de hoofdstad waren verrezen en die kort daarop ook weer waren weggesmolten. Hoewel het boekje in een vrij grote oplage moet zijn verschenen, is er slechts één exemplaar van bewaard gebleven (thans in de KB in Den Haag).

Dat d’Wonder vanuit cultuurhistorisch standpunt interessant is, was al duidelijk gemaakt door Herman Pleij in zijn vuistdikke studie De sneeuwpoppen van 1511 (1988). Dat het gedicht ook literair heel verrassend is, bleek toen zanger en dichter Rick de Leeuw zich in 2007 waagde aan een moderne hertaling met behoud van het ingewikkeld rijmschema. Plotseling had Jan Smeken weer een stem:

Aan het Holland waren twee Noorse trollen
Verbrand in hun smoel, verbrand aan hun hand
De een ’n oud wijf, de snolste der snollen
In haar kop gaapte een mond zonder tand
De ander een kerel uit een ander land
Het leek me een Griek of misschien Cyprioot
Op zijn hoofd stond een hoed als een lappenmand
Of wat het ook was, het stond idioot
Nooit hadden ze vlees, nooit aten ze brood
Nooit dronken ze bier, nooit hadden ze wijn
Al gaven ze mij een miljoen in het groot
Geen dag zou ik een van hen willen zijn
                         (geciteerd naar De Leeuw e.a. 2007, 55)

Aan de hand van de hertaling – en de voordracht door Rick de Leeuw – is het mogelijk om literaire en sociologische aspecten van de rederijkersliteratuur op een aantrekkelijke manier te bespreken en bijvoorbeeld iets te zeggen over de vreemdelingenangst in het zestiende-eeuwse Brussel (ja toch, cultuuroverdracht!). Interessanter lijkt me evenwel om de leerlingen via de deze prachtige hertaling werkelijk tot bij de zestiende-eeuwse rederijkersliteratuur te brengen en hen uit te dagen erop te reageren (vgl. Sleiderink 2008). Wat vinden zij van vorm en inhoud? Is dit een tekst die de overbrenging naar het heden moeiteloos verdraagt? En zo niet, waar blijft de lezer of luisteraar aan haken? Vanwaar die vreemde beelden? Vanwaar die nadruk op de literaire vormgeving? Hoe verloopt de confrontatie met zo’n tekst van vijf eeuwen geleden?

Als ik één goeie reden moet geven waarom oude teksten in het onderwijs aan bod moeten komen, dan is dat niet omdat kennis van die literatuur onontbeerlijk is. Het boeiende van oudere literatuur is vooral dat die zowel qua vorm als inhoud de leerlingen (én de leraar!) confronteert met een heel andere cultuur, een cultuur die niet aansluit bij de eigen leefwereld en toch ook niet volledig ontoegankelijk blijkt te zijn. Als niet de reproductie van (toch al onzekere) kennis centraal staat, maar de participatie van alle leerlingen, en als er iets kan worden met de vragen en reacties die deze teksten oproepen, dan zal de literair-culturele competentie van de leerlingen er zeker door bevorderd. Wie weet, zullen ze er zelfs lees- en luisterplezier aan beleven. Of ben ik nu aan het dromen?

Literatuur

De Leeuw, Rick, Anna Luyten & Remco Sleiderink (2007), Rederijkerskamer ’t Mariacranske 500 jaar aan het woord. Roeselare: Roularta (klik hier voor meer info).

Dijsselbloem, J.R.V.A., e.a. (2008), Brief van de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen.

Jaspaert, Koen, e.a. (2006) Onderwijs Nederlands tussen gisteren en morgen. Rapport van de werkgroep Onderwijs van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren. Den Haag: Nederlandse Taalunie, tevens aanklikbaar op: http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties

Sleiderink, Remco (2004), ‘Is Beatrijs een loser? Middeleeuwse literatuur in het middelbaar onderwijs’, in: Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden 11 (2004), 204-215 (klik hier voor samenvatting).

Sleiderink, Remco (2008), ‘“Op de wijze van de literatuur”. De held achter de Brusselse stadsdichter Jan Smeken’, in: Herman Brinkman e.a. (red.), Helden bestaan! Opstellen voor Herman Pleij […]. Amsterdam: Bert Bakker, p. 207-215.

Verhoeven, Karel (2006), ‘Kennis is macht. Over onzekere leerkrachten die zich vastklampen aan kennis [= interview met André Mottart]’, in: De Standaard, 9 december 2006.


Powerpointpresentatie

De powerpointpresentatie kan worden gedownload door met de rechtermuisknop op de volgende link te klikken: powerpointpresentatie Wit Brussel.


Voordracht van de vertaling van het sneeuwpoppengedicht door Rick de Leeuw

Via onderstaande links kunt u in mp3-formaat enkele strofen downloaden van de voordracht door Rick de Leeuw van zijn eigen vertaling van het sneeuwpoppengedicht van Jan Smeken d'Wonder dat in die stat van Bruesel ghemaect was (1511). Het volstaat om met de rechtermuisknop op de strofe naar keuze te klikken en te kiezen voor "doel opslaan als..."

strofe 1
strofe 2
strofe 3
strofe 4
strofe 5
strofe 6
strofe 7
strofe 8
strofe 9
strofe 10
strofe 11
strofe 12
strofe 13
strofe 14
strofe 15
strofe 16
strofe 17
strofe 18
strofe 19
strofe 20
strofe 21
strofe 22
strofe 23
strofe 24
strofe 25
strofe 26
strofe 27
strofe 28
strofe 29
strofe 30
strofe 31
strofe 32
strofe 33
strofe 34

De gehele vertaling is uitgegeven in: Rick de Leeuw, Anna Luyten & Remco Sleiderink (2007), Rederijkerskamer ’t Mariacranske 500 jaar aan het woord. Roeselare: Roularta, p. 35-69 (klik hier voor meer info).


Aanvullend didactisch materiaal

Volgend materiaal kan worden gedownload door er met de rechtermuisknop op te klikken ('bestand opslaan als...):