HOOFSHEID
In de oudheid en de vroege middeleeuwen gebeurde ongeveer
alles binnen de collectiviteit: veel meer gedragingen dan wij
ons thans enkel binnen intieme kring of in algeheel isolement
kunnen voorstellen, gebeurden toentertijd publiekelijk.
Feestmalen waren collectieve schranspartijen, men vrijde onder
het oog van slaven of in nauwelijks afgesloten ruimten, naar
het toilet gaan was een publiek en zelfs gezellig
groepsgebeuren.
Vanaf de twaalfde eeuw begint men
meer en meer de nood te voelen om privé-ruimtes in te richten
en een gedragscode te ontwikkelen waarbij wrijvingen kunnen
worden vermeden in relatief kleine woongehelen waar veel volk
samenleeft. Onder
invloed van de Oosterse culturen gaan de elites beseffen dat
genieten van het "hic et nunc" (het hiernumaals)
waarde heeft en gaan ze dan ook meer verfijning, raffinement
in het menselijk verkeer nastreven. Bovendien beschouwen
mensen zich geleidelijk aan als bijzondere en unieke wezens,
met een eigen gevoels- en gedachtewereld. Mensen voelen zich
als "individuen", die om met andere individuen
harmonisch te kunnen samenleven een patroon van waarden
proberen te volgen, gebaseerd op bezonnenheid (rede) en
zelfbeheersing (mate). Eigenlijk maken ze hun eigen gedrag
afhankelijk van de wensen van de andere: ik zal iets doen, als
het u belieft. De formule komt in de een of andere vorm in tal
van ridderromans voor en heeft nog niets van een louter
conventionele uitdrukking (a.u.b. of s.v.p.). Men is bereid de
wet van de sterkste niet te laten gelden en oprecht rekening
te houden met de andere. Deze nieuwe idealen rond mens en
maatschappij vangt men onder de noemer "hoofsheid"
(hovescheit). Hoofsheid is dus het gedrag van de beschaafde
mens, die als individu zijn plaats en rol in de samenleving
zoekt via een beheerste en verfijnde levenshouding. Hij zal
naar het voorbeeld der antieken het ideale gedrag zoeken in
het midden tussen twee extremen: "in medio virtus"!
Hoofsheid vindt men in deze tijd ook terug in handboekjes
waarin het ideale gedrag werd aangeleerd. In de volkstaal
verschijnen ze als vertalingen van het twaalfde-eeuwse Facetus
de moribus et vita (Hoofse gedrags- en levensnormen) van
een anonieme clericus. In dialoogvorm - een gebruik dat
vermoedelijk te maken heeft met het antieke leergesprek -
onderwijst een niet nader genoemde meester zijn leerling in
gedragsnormen die door redelijkheid, fatsoen en verfijning
zijn bepaald. Zoals in zijn Latijnse voorbeeld, weerklinken de
voorschriften in het Boec van Seden (begin dertiende
eeuw) verrassend concreet. Dit werk is onder meer bewaard in
de fel gehavende Enaamse codex (ca. 1280). Ik vertaal enkele
voorschriften:
- Hoogmoedigheid moet men altijd verafschuwen. Wees
nederig, en dat met mate. Te veel nederigheid is dwaas.
- Wees niet te veel in jezelf gekeerd of al te familiair.
Ik wil er dit mee zeggen: aan het eerste pleegt men een
hekel te hebben, het laatste acht men ongepast.
- Wie minachtend spreekt over vrouwen, is een onbeschaafde
boerenkinkel. We zijn immers allemaal uit vrouwen geboren.
- Wees verstandig en snel in het begrijpen van wat anderen
zeggen. Wees terughoudend in het doorvertellen van wat
mensen je hebben toevertrouwd: dan handel je juist.
- Als je voor iemands deur staat, dan moet je niet
onverwachts naar binnen gaan zonder je aanwezigheid
kenbaar te maken; dat zou incorrect zijn. Klop, kuch of
spreek, dat is mijn raad.
En zo gaat het verder: wees tevreden met wat je hebt; lach
niet met het ongeluk van anderen; hoogmoed ligt in het hart,
niet in de kleren; vermijd roddel, ontucht en dronkenschap,
enzovoort. Met betrekking tot tafelmanieren luidt het: blaas
niet in je eten; neem je wijnbeker in het midden vast, niet
bij de rand; reik de beker vóór je zelf drinkt aan je
tafeldame of aan degene die met jou uit hetzelfde bord eet;
als je iets vies in de wijn ziet drijven, is het hoofser het
met wijn en al uit te gieten dan te proberen het eruit te
blazen; krab onder het eten niet op je hoofd of aan je handen;
leun niet met je ellebogen op tafel; zit recht, en nog:
Ene hoefscede makic di cont: Die wile
dat spise es in dinen mont, Sone drinc none spuwe, dat es
ere; Daetstut oec, het ware onnere! (vs. 119-122).
[= Ik maak je een hoofse gedragsregel
bekend: wanneer je eten in je mond hebt, dan gedraag je je
als een man van eer als je dan niet drinkt of spuwt. Indien
je dat toch doet, zou het schande zijn.]
Sterker dan in het Latijn worden
de voorschriften hier opvallend systematisch verbonden met het
nieuwe waardencomplex, de hoofsheid. "Vrijwel alle in het
Boec van Seden als hoofs aangeduide gedragsregels" - ik
citeer uit een zeer stimulerend artikel van Wim Gerritsen
- "kunnen worden
beschouwd als middelen tot één en hetzelfde doel: de
gevoeligheid van de ander te ontzien. Voorkomen moet worden
dat individuen op onaangename wijze in contact komen met
elkanders privésfeer. De middelen die tot dit doel kunnen
leiden, vertonen een grote verscheidenheid, maar zij laten
zich in één woord samenvatten: zelfbeheersing.
Zelfbeheersing op het fysieke zowel als op het mentale vlak.
Fysieke neigingen, in de sfeer van de natuurlijke
levensverrichtingen en de bevrediging van lichamelijke
behoeften, dienen te worden onderdrukt of afgeschermd, opdat
de andere zich niet zou ergeren. Mentale neigingen, zoals de
natuurlijke behoefte te imponeren, zich superieur te tonen en
bijgevolg de ander te kleineren, dienen te worden onderdrukt
of althans gekanaliseerd, zodat de ander in zijn waarde
blijft." Wie zelfbeheersing op die manier betracht
("die ghemate es"), is wijs en kan bijgevolg in de
geest van het boek hoofs worden genoemd:
Die ghemate es, die es vroet, Want mate
es tallen spele ghoet! (vs. 437-438)
[= Diegene die zich beheerst, is wijs,
want zelfbeheersing is in alle omstandigheden goed.]
Tussen haakjes: deze idee wordt in Vanden vos Reynaerde
geïroniseerd. Als Bruun te horen krijgt dat er honing
verscholen zit en Reinaert hem voor deze spijs waarschuwt,
reageert de beer als een hoofse man: "Waendi dat ic bem
onvroet? / Mate es tallen spele goet" (vs. 671-672).
Maar terug naar het Boec van Seden. Uit het
traktaatje blijkt voortdurend opnieuw hoe hoofsheid te maken
heeft met controle van eigen drift, impulsiviteit,
emotionaliteit en spontaneïteit, hoe door de rede bepaald
gedrag - dus: bezonnenheid - wordt aangeprezen, hoe het
contact tussen individuen op een verfijnde manier wordt
gereguleerd. Dat men hierbij respect moet opbrengen voor de
individualiteit van de andere, voor diens privésfeer, wordt
mooi geïllustreerd door het attentvol aankondigen van iemands
komst voor een kamer met gesloten deur. Het klinkt ons zo
vertrouwd in de oren dat we het revolutionair vernieuwende
karakter van een dergelijk advies nauwelijks onderkennen. Het
is nochtans deze visie op hoofsheid die in tal van volkstalige
literaire werken wordt gepropageerd. Dat is héél andere koek
dan wat men doorgaans als hoofsheid naar voren schuift. Men
heeft het verschijnsel inderdaad al te vaak verengd en
gebagatelliseerd tot galanterie, tot hyperromantische
gevoelerigheid en betekenisloze, formele hoffelijkheid.
Toch moeten we er ons anderzijds voor hoeden hoofsheid niet
in te vullen vanuit al te moderne projecties: middeleeuwers
deelden niet onze inzichten met betrekking tot mensenrechten,
democratie, sociale gelijkwaardigheid en vrouwenemancipatie.
Een sterk hiërarchische gevoeligheid en een uitgesproken
magisch (bij)geloof bepalen mede deze voorschriften. Van
het eerste is een mooi voorbeeld: het afnemen van zijn
hoed,
waardoor men zich kleiner maakt (ver-neder-t) in aanwezigheid
van hoger geplaatsten.
Een mooi voorbeeld van het tweede is de raad: hoed je voor
roodharige mensen! Indien je elders terecht kunt, vermijd dan
bij hen te overnachten, want ze zijn vals en bedrieglijk. Het
voorschrift heeft alles te maken met de overtuiging dat de
conceptie van een roodharige onder duivelse inblazing
geschiedde. In het middeleeuwse analogie-denken is het rode
haar een gevolg van een verwekking van het kind tijdens de
"onreine periode" van de vrouw. Seksueel verkeer
tijdens de maandstonden was weliswaar taboe, maar de duivel
was in staat om ook op ongelegen momenten de lusten van man en
vrouw aan te wakkeren, met als resultaat totaal onbetrouwbare
kinderen... En dat rood een diabolische kleur was, vinden we
ook al terug in Vanden vos Reynaerde, waar de vos wordt
omschreven als "de felle" (dat wil zeggen: onhoofs,
schurkachtig) "metten roden baerde" (duivels). Ook
Judas wordt overigens heel vaak weergegeven als ros,
roodharig, zoals blijkt uit het onderstaande schilderij Het
Laatste Avondmaal (1548) van Pieter Pourbus. Het negatieve
beeld van de rosharigen is een taai
cultuurhistorisch cliché.
Wat is dan, samengevat, een hoofse mens? Hij (of zij!) is
iemand die de "mate" betracht, het midden houdt
tussen uitersten. Hij probeert spontane irritatie en
impulsieve reacties te controleren en onbeheerste
emotionaliteit te overstijgen om te komen tot een meer
redelijk, bezonnen gedrag. Van deze hoofse deugd van
zelfbeheersing kunnen alle andere worden afgeleid:
minzaamheid, hulpvaardigheid, vrijgevigheid, edelmoedigheid,
nederigheid, verzoeningsgezindheid, enzovoort. De hoofse mens
is dus iemand die de andere niet brutaal-dwingend tegemoet
treedt, maar respect opbrengt voor de gedachten- en
gevoelswereld van die andere. Hij is iemand die zich niet
over-moedig en onbesuisd in de strijd werpt, maar het gevecht
doorgaans beschouwt als een noodzakelijk kwaad, namelijk
wanneer een vergelijk in een gesprek onmogelijk is geworden.
Hij is iemand die gekenmerkt wordt door welgemanierdheid,
verfijnde omgangsvormen en openheid voor cultuur: hij begroet
mensen die hij ontmoet vriendelijk, hij wast zijn handen na
het eten, luistert naar minnestrelen, houdt zich onledig met
allerlei gezelschapsspelen en, meer fundamenteel, kent aan de
vrouw haar onvervangbare plaats toe in de samenleving. En
wellicht is het niet overbodig om te beklemtonen dat de
literatuur die dit uitdroeg een literatuur was van het ideaal,
van de droom - de droom van het ideaalbeeld dat naar het
verleden werd geprojecteerd en daar als realiteit werd
voorgesteld (de tijd van koning Artur). Maar toch een droom
die de ambitie had om de werkelijkheid meer kleur te geven...
Lees verder: …
en hoofse liefde
|