Titel



 

Inleiding
Het middeleeuwse boek
De middeleeuwse roman
Hoofsheid…
… en hoofse liefde
Hoofse liefdesromans
Liefde en hartstocht…
Het verhaal
Een meisje op de dool
(Margriete)
Een jongen op weg (Heinric)
Van wildeman tot hoofse
ridder en minnaar (Echites)

Samenvatting

Terzijdes

Lespakket

Colofon



Inleiding | Hoofse liefdesromans

Hoofse liefdesromans

De liefde - en het huwelijk - werd ook binnen de epiek een eersterangs onderwerp. Het meest originele liefdesconcept kreeg gestalte aan het Anglo-Normandische hof, met name in de eerste Arturroman van Chrétien de Troyes, Erec et Enide (ca. 1170). In zijn oeuvre ontstond de moderne Europese roman (dat is althans de mening van mediëvisten) door de geniale combinatie van een in hoge mate fictioneel verhaal (van Keltische oorsprong) met een clericale ideologie (hoofsheid) en een nieuw liefdesconcept (afkomstig uit het Occitaanse gebied).

Maar keren we terug naar die eerste Arturroman, die tevens een hoofse liefdesroman is. Koning Artur houdt hof te Caradigan (in Wales). Hij is omgeven door een schitterend gezelschap: de ridders van de Ronde Tafel met hun vriendinnen, de een nog mooier dan de ander. Artur - zo blijkt uit een van Chrétiens latere werken - is de nobele koning van Brittannië, wiens voortreffelijkheid ons leert "Que nos soiiens preu et cortois" (Dat we dapper en hoofs moeten zijn, Yvain, vs. 3). Koning Artur is bij Chrétien geworden tot de exemplarische belichaming van levensvreugde, van bekommernis voor de andere, kortom: van ideaal hoofs gedrag. Wat betekent dat in de context van het verhaal? Koningin Guenièvre schenkt de arme Enide zonder enig voorbehoud de rijkste kleren: dit is hoofse vrijgevigheid. De koning is steeds bereid de spons te vegen over vroegere misstappen en neemt berouwvolle ridders graag terug in zijn gemeenschap op: dat is hoofse vergevingsgezindheid. De romanpersonages moeten echter bovenal proberen zich te conformeren aan die hoge norm, wat vaak slechts moeizaam via een avontuurlijke "queeste" (zoektocht) in zijn werk gaat. Zo is Erec reeds vanaf het begin een gereputeerd tafelronderidder. Moedig is hij genoeg, maar ook bedachtzaam. In het woud ontmoet hij een zwaarbewapende ridder (molt felon et desmesuré, vs. 228 - bijzonder boosaardig en arrogant). Diens dwerg slaat hem bovendien met een zweep, maar Erec denkt er niet aan deze vernedering te wreken, ongewapend als hij is.

Folie n'est pas vaselages; de ce fist molt Erec que sages… (vs. 231-232)
[= "Dwaasheid is geen dapperheid", in deze handelde Erec bijzonder wijs.]

Erec is dus in staat zijn wraakgevoelens te beheersen door een redelijke argumentatie. Dit is beschaafde emotie, hoofsheid dus: niet driftig, zonder nadenken, als een primitieve houwdegen op een tegenstander afstormen, maar weloverwogen handelen. Ware moed ligt in het midden van dwaze overmoed (folie) enerzijds en lafheid anderzijds.

Toch heeft Erec in hoofs opzicht nog veel te leren, vooral dan in liefdeszaken. Pas laat in het verhaal zal hij Enide, zijn vrouw, zijn liefde verklaren en beseffen dat het niet volstaat om aan de vader van een meisje haar hand te vragen opdat een huwelijk zou uitgroeien tot een héchte, wederzijdse relatie. En zal hij leren dat hij als ridder verplichtingen heeft tegenover de gemeenschap en als minnaar de liefde niet kan degraderen tot een zelfzuchtig spel met zijn tweeën. De eerste Arturroman bespeelt zowel de begrippen courtoisie (hoofsheid) als amour courtois (hoofse liefde) en bezit daardoor een krachtig educatieve ondertoon. Erec et Enide zal hiermee trendsetter zijn voor de verdere ontwikkeling van het genre. Chrétien de Troyes peilt naar de verhouding tussen individu en gemeenschap en naar de betekenis van de liefde binnen dat spanningsveld.

Zijn boodschap is in meer dan één opzicht revolutionair: een wederzijdse, zelfs hartstochtelijke liefdesverhouding is een uitermate positieve kracht die de mens in staat stelt boven zichzelf uit te stijgen en écht gemeenschap te vormen. Dat gebeurt idealiter binnen het huwelijk, dat een nieuwe betekenis krijgt als microkosmos waarin de liefde tot een diepe eenheid kan uitgroeien (amour courtois conjugal - hoofse huwelijksliefde). De evolutie naar hoofsheid bestaat erin om als individu zijn rol tegenover de andere en in de maatschappij te ontdekken en die rol zo effectief mogelijk te spelen. Dit soort versromans functioneerde dus als "spiegels van hoofsheid" die het hoge ideaal (creëren en) voorhouden. De toehoorders van deze romans werd aangemaand zich naar deze norm te richten en het op die manier zélf te brengen tot hoofse ridders en jonkvrouwen. Het is dit type van ridderroman dat de Roman van Limborch in hoge mate heeft geïnspireerd.

Het ontstaan van dit romantype spoort niet toevallig met de toenmalige discussies omtrent het huwelijk. In de geschriften van Ivo van Chartres ziet men op het einde van de twaalfde eeuw naar voren komen dat het huwelijk moet gezien worden als een vrije wilsbeschikking van twee jonge mensen, die uit liefde voor elkaar kiezen. En in diezelfde tijd wordt de getrouwde vrouw gezien als een middenfiguur tussen twee extremen, zoals Richard van Sint-Victor het zegt:

femina nec domina, nec serva, sed socia est
[= de vrouw is geen bazin, geen slavin, maar een partner]

Lees verder: Liefde en hartstocht…

Printvriendelijke versie

 

© 2006 - 2007 K.U. Brussel