Titel



 

Inleiding
Het middeleeuwse boek
De middeleeuwse roman
Hoofsheid…
… en hoofse liefde
Hoofse liefdesromans
Liefde en hartstocht…
Het verhaal
Een meisje op de dool
(Margriete)
Een jongen op weg (Heinric)
Van wildeman tot hoofse
ridder en minnaar (Echites)

Samenvatting

Terzijdes

Lespakket

Colofon



Terzijdes | Zoektocht naar de zin van het leven

Zoektocht naar de zin van het leven. Over queestes en avonturen

1. Een vertelstrategie zo oud als de straat…

a. Een oeroud epos

In het album De adellijke ark (1980) van "Suske en Wiske" lees je over een merkwaardig Zondvloedverhaal, dat tegelijk van de bijbelse versie verschilt, maar er ook op gelijkt. De Noach van Studio Vandersteen luistert er naar de naam Ut Napishtim, het gebeuren speelt zich af in een Babylonisch kader. Het album gaat inderdaad terug op het oudste epos uit de wereldliteratuur, het Gilgamesjepos, dat in zijn vroegste vorm een slordige 4000 jaar oud is.

Gilgamesj is de tirannieke heerser van Uruk, die een grote, passionele vriendschap opvat voor de natuurmens Enkidu. Samen trekken ze erop uit en doden de afzichtelijke reus van het Cederwoud. Gilgamesj haalt zich de toorn van Isjtar, de godin van de liefde, op de hals door haar avances af te wijzen; ze stuurt de machtige hemelstier op hem af om het heldenduo te vermoorden. Het gevaar is groot: de stier briest bij de rivier en er opent zich een kloof waarin honderd jonge mannen van Uruk vallen en het leven laten. Enkidu grijpt de stier bij de horens, maar hij blaast hem zijn kwijl in het gezicht, en slaat met zijn dikke staart zijn stront omhoog, in het gezicht van Enkidu die half verblind Gilgamesj te hulp roept. Die komt aangelopen en stoot zijn zwaard in de stierenek. Isjtar is woedend en zal Enkidu laten sterven. Het gevecht met de hemelstier is het hoogtepunt van Gilgamesj's heldencarrière, het is zijn grootste avontuur. Dit alles wordt afgebeeld op een Assyrische rolzegel uit de zevende eeuw voor Christus.

Gilgamesj is radeloos over het wegvallen van zijn vriend. Hij doolt door de steppe, vervuld van angst voor de dood. Hij besluit een tocht te ondernemen om het geheim van het eeuwige leven te doorgronden (een dergelijke doelgerichte zoektocht noemen we een queeste). Hij is te weten gekomen dat Uta-Napisjtim en zijn vrouw aan de Zondvloed zijn ontsnapt en de geheimen van leven en dood kennen.

De tocht is vol gevaren en ellende: hij moet over een torenhoge berg die bewaakt wordt door een vervaarlijke schorpioenman "wiens aanblik de dood betekent", hij moet de wateren des doods oversteken, moet leeuwen bekampen. Zwaar toegetakeld komt hij uiteindelijk bij Uta-Napisjtim. Deze vertelt hem over de bouw van een ark en de zondvloed. Hij onderwerpt Gilgamesj aan een proef: hij moet proberen zes dagen en zeven nachten niet te slapen, de tijd dat de zondvloed duurde. De held slaagt hier niet in en besluit ontmoedigd het najagen van onsterfelijkheid op te geven. Uta-Napisjtim bezorgt hem als troost een verjongingsplant. Wanneer echter Gilgamesj op zijn terugtocht even uitrust, komt een slang aangekropen en eet de plant op. De uitwerking is direct: de slang laat haar oude huid achter. Gilgamesj geeft zijn zoektocht naar de onsterfelijkheid op. Hij realiseert zich dat het enige wat de mens aan eeuwigheidswaarde rest, het werk van diens handen is. In het geval van Gilgamesj zijn dat de stadsmuren, die hij rond Uruk heeft laten bouwen.

Het is duidelijk dat Gilgamesj via de tocht tot levensinzicht komt, dat m.a.w. achter de spectaculaire avonturen een boodschap schuilgaat, die te maken heeft met existentiële problemen die iedere mens zich stelt: de betekenis van vriendschap, de vergankelijkheid van het leven, het diepste wezen van de mens. Het gaat in dit epos dus duidelijk om meer dan het verhaaltje. Conclusie: een epos is de literaire ontraadseling van een aantal existentiële vragen die een bepaalde gemeenschap zich stelt.

b. Ruimtelijk vertellen

Nog een andere conclusie dringt zich op. Inzicht ontstaat bij de "primitieve" mens niet via diep nadenken, piekeren, het in gedachten afwegen van mogelijkheden, het onderzoeken van zijn diepste gevoelens en ideeën. De analyse van de innerlijkheid van personages (we noemen dat met een term uit de psychologie: introspectie) en innerlijke groei, zoals we die in de moderne literatuur aantreffen, zijn vrij recente begrippen. Toch weet men ook in oudere werken de innerlijke evolutie van personages te suggereren. Men doet dat onder meer door ruimtesymboliek, meer bepaald door de diepere betekenis van de afgelegde weg. Dat vergt enige uitleg.

In de "primitieve" samenleving bestaat de vaste overtuiging dat men pas tot nieuwe inzichten kan komen als men zijn veilige thuis, de familiale geborgenheid, de bekende omgeving, verlaat, als men op weg gaat en bereid is zich te onderwerpen aan de wisselvalligheden van het onbekende. Het personage gaat op tocht naar een andere wereld, vaak onherbergzaam, met andere gebruiken en waarden. Het "andere" uit deze wereld kan plots en dwingend, onverwachts en bedreigend, op de mens afkomen. In het Latijn geeft men dat weer als "quid advenit", waar het woord "adventure" of "avontuur" van is afgeleid. In de confrontatie met het "andere", in het avontuur dus, komt inzicht tot stand. De mens moet immers op dat andere reageren. In die reactie bespeuren we de stand van zijn evolutie op dat ogenblik. Door die reactie verandert de mens en wanneer hij later opnieuw naar huis terugkeert, zal hij niet meer dezelfde zijn.

In het volgende schema wordt die situatie weergegeven:

[schema toevoegen]

2. Een klassiek procédé in de epiek

De wegstructuur in de literatuur is zo oud als de literatuur zelf. Het leven is een op-weg-gaan, het onbekende tegemoet. Het procédé wordt ook in de bijbel gebruikt. In dit geval betreft het niet een individu, maar een heel volk. In het bijbelboek Exodus kun je het schema lezen als:

Personage = het volk van Israël
A1 = de vleespotten van Egypte
A.W. = de woestijn
Het andere = Jahweh

Het avontuur is de confrontatie van Mozes met Jahweh op de berg Sinai. De existentiële inzichten die het volk (via Mozes) worden duidelijk gemaakt, - niet toevallig in de woestijn - liggen vervat in de tien geboden: God is enig, niet te identificeren met natuurelementen of andere cultusvoorwerpen; Hij is begaan met zijn volk (heeft hen bevrijd van het Egyptische juk) en zo moeten mensen ook met elkaar begaan zijn.

De tocht kan ook de vorm aannemen van een zeereis. Bekende voorbeelden zijn hier de Odyssee van Homeros en het Romeinse werk dat hierop reageerde, de Aeneis van Vergilius (zie daarover het terzijde: Een vrouwelijke Eneas? Spelen met andere teksten).

Een bekend voorbeeld uit de middeleeuws Nederlandse letterkunde is De reis van Sint Brandaan (eind twaalfde eeuw). Meer informatie hierover vindt men op de website: literatuurgeschiedenis.nl. Brandaan moet, als een nieuwe ongelovige Thomas, leren inzien dat Gods schepping wonderlijk is en voor de Schepper niets onmogelijk is. Vertrouwvol geloven, zonder alles met eigen ogen te hebben gezien, is de boodschap.

De middeleeuwse ridderroman vormt op dit alles geen uitzondering. Ook hier worden existentiële vragen ontraadseld via de voorgestelde evolutie van de hoofdpersonages. In de Arturromans zijn dat meestal vragen rond het hoofse mens en minnaar zijn.

Printvriendelijke versie

 

© 2006 - 2007 K.U. Brussel