Wisselende waardeoordelen
over de Roman van Limborch
De Roman van Heinric en Margriete van Limborch kende
in de Middeleeuwen een grote populariteit. De rijke
overlevering in de vorm van handschriften, fragmenten en
bewerkingen wijst erop dat de tekst sinds zijn ontstaan in de
vroege veertiende eeuw nog lang tot de verbeelding bleef
spreken. Van een prozabewerking die aan het begin van de
zestiende eeuw werd vervaardigd, zijn vele drukken bekend, de
laatste van 1798. Nog aan het einde van de achttiende eeuw
verscheen Een schoone historie van Margrietje van Limborg,
een rijmtekst 'om te zingen en te lezen.'
De depreciatie van de Roman van Limborch werd in
gang gezet door enkele vroege literatuurgeschiedschrijvers. In
1855 liet Jonckbloet in het derde deel van zijn Geschiedenis
der Middennederlandsche dichtkunst geen spaander heel van de
toen net uitgegeven Roman van Limborch. Hij hekelde:
die wonderbare, grillige dooreenmenging
van allerlei sagen en herinneringen; die opeenstapeling van
aventuren zonder merkbaren onderlingen band en zonder veel
diepte; dat overladen met epizodes, die in den regel
hors-d'oeuvres zijn, dit alles maakt de lezing van dit werk
hoogstbezwarend en vervelend. […] Alles, zoowel de
kompozitie als de uitvoering, de stijl, het rhythmus, alles
draagt hier het kenmerk van matheid en uitputting.
Het duurde tot 1922 vooraleer Te Winkel in zijn
literatuurgeschiedenis een ander geluid liet horen. Hij prees
het werk zelfs "als een der beste uit onze middeleeuwsche
letterkunde."
In 1937 verscheen een navertelling van de roman door Albert
Verwey. De Leidse hoogleraar (en dichter) had deze bewerking
gemaakt om zijn studenten ontvankelijk te maken voor de
'motieven-kunst', de kunst van het ontlenen die de dichter van
de Limborch als geen ander beheerste:
Hij zocht niets nieuws, hij schikte het
verkregene. Maar men dient waartenemen hoe hij het schikte
en hoe vast en bekoorlijk zijn weefsel is.
Recente oordelen over de Roman van Limborch zijn
meer dan lovend. De Berlijnse hoogleraar Jan Konst schrijft in
een oratie
over deze roman:
nichts geringeres als einen Atlas der
Erzählkunst des dreizehnten Jahrhunderts, eine Musterkarte
der verschiedenen Motive und narrativen Elemente, die im
Ritterepos anzutreffen sind.
En in de nieuwste Nederlandse literatuurgeschiedenis, Stemmen
op schrift, schrijft Frits van Oostrom:
Misschien wel het meest geslaagde
voorbeeld van hoe creatief Middelnederlandse dichters zich
het epische genre hebben eigen gemaakt, biedt de zogenaamde Roman
van Limborch.
|